Er is iets mis gegaan.

Het lukt niet om de pagina die je zocht op KNVB.nl te laden.

Op dit moment is de website in onderhoudsmodus. Probeer het later nog eens.

Gebruik je een adblocker? Probeer deze uit te zetten en laad de pagina opnieuw.

Pedagogisch verantwoord voetbalklimaat

Als trainer ben je ook opvoeder. Je draagt dus bij aan het pedagogisch doel, namelijk het kind begeleiden om zich op een plezierige manier te kunnen ontwikkelen, in een veilige omgeving. Omdat elk kind uniek is en elke situatie om een andere reactie vraagt, is het als trainer belangrijk goed te begrijpen hoe je op de juiste manier kunt bijdragen aan de ontwikkeling van een kind. Er zijn drie belangrijke stappen waar je als trainer rekening mee kunt houden. In dit artikel lichten we deze stappen nader toe.

1. Zelfreflectie en -beheersing 

Zelfreflectie is belangrijk om bewust te kunnen handelen. Vraag jezelf af wat jouw kwaliteiten en valkuilen zijn en welke wensen, ambities en verwachtingen je hebt, omdat dit (vaak onbewust) jouw handelen beïnvloedt. 

Zelfbeheersing van jou als trainer is nodig wanneer impulsen (gebaseerd op eigen wensen, ambities en verwachtingen) moeten worden onderdrukt als een situatie om een andere reactie vraagt.  
Bijvoorbeeld: als trainer wil je graag de wedstrijd winnen. Op een gegeven moment maakt een speler een fout, waardoor balverlies wordt geleden en een tegendoelpunt het gevolg is. Wellicht is jouw eerste reactie dat je baalt van de fout en het tegendoelpunt. Maar in jouw professionele rol is het belangrijk dat jij jouw spelers hierin begeleidt en niet zozeer jouw teleurstelling laat blijken (dat is namelijk van ondergeschikt belang). 

2. Bieden van structuur en het geven van kaders 

Door structuur te bieden en kaders aan te geven zorg je voor duidelijkheid. Dit is het fundament voor het verdere handelen van jou als trainer. Met de juiste structuur en duidelijke kaders weten de spelers waar ze aan toe zijn en wat er van hen wordt verwacht. Dit wordt verder toegelicht in onderstaand artikel.

Regels en afspraken Regels en afspraken In de verenigingsregels is een gedeelde opvatting vastgelegd over wat binnen een vereniging als normaal wordt opgevat en wat de leden van elkaar mogen verwachten. Wat kun jij en wat moet jij als trainer met die regels?

3. Handelen vanuit de drie basisbehoeften 

Een belangrijke rol van jou als trainer is om het plezier in het voetballen en de ontwikkeling als speler en als mens te begeleiden en te stimuleren, bij iedere speler. Hierdoor blijven alle kinderen met plezier voetballen en ontwikkelen zij zich als mens en als voetballer. Er zijn drie basisbehoeften die bovenstaande mogelijk maken: ook wel het A-B-C genoemd. 

  • Autonomie = Betrek jouw spelers in hun eigen ontwikkelproces. Geef ze ruimte om zelf keuzes te maken en zichzelf uit te spreken. 
    Tip: Probeer spelers aan te spreken met stimulerend, motiverend taalgebruik. Zorg hierbij voor een open houding (oordeel niet over wat gezegd of gedaan wordt). Hierdoor durven spelers zich uit te spreken en groeit hun zelfvertrouwen. 
  • Binding = Creëer voor jouw spelers een warm teamklimaat. Waarin zij zich opgenomen voelen en ertoe doen. Zorg dat iedere speler zich gezien en gewaardeerd voelt, door jou als trainer en door zijn/haar teamgenoten. 
    Tip: Wees vriendelijk. Toon je oprechte interesse in je spelers en laat jouw waardering merken. Probeer cynisme of negativiteit te vermijden. 
  • Competentie = Geef iedere speler het gevoel van 'beter worden'. Zorg dat ze het gevoel krijgen iets te kunnen en iets bij te dragen aan het team. 
    Tip: Geef spelers de ruimte en het vertrouwen om zelf dingen te proberen. Laat blijken dat iedere speler iets toevoegt, laat jouw vertrouwen in de speler blijken door ze aan te moedigen en te complimenteren

De kracht van voetbal is dat de drie basisbehoeften van nature vervuld kunnen worden door het spel te spelen, zonder dat hier een trainer aan te pas hoeft te komen. Spelers maken bijvoorbeeld zelf keuzes hoe zij handelen binnen het spel (autonomie), ze zijn onderdeel van een team (binding) en leren nieuwe dingen of verbeteren hun vaardigheden (competentie).  
 
Hieronder volgen twee voorbeelden die duidelijk maken wat voor impact jouw reactie als trainer kan hebben op een speler. 

Voorbeeld 1: Een speler maakt een actie en lijdt balverlies 

Antwoord vanuit pedagogisch handelen in de voetbalcontext:  

“Wat goed dat je direct omschakelde bij balverlies. Toen je aan de bal was, koos je ervoor een actie te maken. Waren er ook andere keuzes die je had kunnen maken?”  
(help de speler om de betere aanpak te omschrijven) 

In plaats van:  
“Het was niet slim om op die positie een actie te maken, je had moeten passen. Want door jouw actie leden we balverlies en moesten we allemaal terugrennen.” 

Voorbeeld 2: De linksachter speelt de bal terug naar de centrale verdediger, maar de bal is te zacht. Er komt een spits van de tegenstander tussen. Deze spits neemt de bal aan, sprint naar het doel en scoort. 

Voorbeeld pedagogisch handelen in de voetbalcontext:  

“Je hebt de hele wedstrijden al passes vooruit gegeven met de juiste snelheid en richting, dat is echt jouw kwaliteit, waardoor de opbouw snel en goed verloopt. Wat gebeurde er bij de bal die je terug wilde spelen naar de centrale verdediger? En hoe zou je het een volgende keer anders kunnen doen?” (help de speler om de betere aanpak te omschrijven) 

In plaats van:  
“Doordat jij niet van te voren hebt gekeken, en de bal vervolgens te zacht terug schoot naar de centrale verdediger, heeft de tegenstander gescoord. Hopelijk kunnen we nu nog wel winnen.” 

A-B-C 

In bovenstaande gevallen zie je duidelijk het verschil in coaching. In het pedagogisch handelen geef je positieve persoonlijke aandacht aan jouw speler (binding), je geeft een compliment (binding, competentie), je stelt een vraag (autonomie), je begeleidt de speler in het samen bedenken van een oplossing (autonomie, competentie). 

Tot slot geven we nog een aantal tips bij het coachen van spelers: 

  • De grootste ‘straf’ is de consequentie van de fout (balverlies, een tegendoelpunt), dat hoef je als trainer niet nog eens extra negatief te benadrukken, dat weten de spelers zelf vaak ook wel. 
  • Als trainer is het jouw taak om de speler te helpen ontwikkelen, ga daarom samen op zoek naar ‘de oplossing’ voor de volgende keer. Bijvoorbeeld: hoe kom je samen tot een betere keuze of handeling? Sluit dit positief af, zodat een speler er met zelfvertrouwen mee aan de slag kan en wil gaan. 
  • Maak onderscheid: gaat het om een foute keuze of een verkeerde uitvoering van een handeling, óf gaat het om ongewenst gedrag?  
  • Fouten maken hoort erbij, daar leren spelers van, en is daarom dus noodzakelijk voor het ontwikkelproces. Maar wees kritisch op ongewenst gedrag en complimenteer positief gedrag. 
  • Jezelf ontwikkelen is heel erg leuk, maar niet altijd makkelijk. Soms lukt het niet wat kan frustreren, waardoor de speler bijvoorbeeld teleurgesteld of boos is. Belangrijk is dat jij jouw spelers zó begeleidt dat óók een minder positief moment leerzaam is.