Er is iets mis gegaan.

Het lukt niet om de pagina die je zocht op KNVB.nl te laden.

Op dit moment is de website in onderhoudsmodus. Probeer het later nog eens.

Gebruik je een adblocker? Probeer deze uit te zetten en laad de pagina opnieuw.

Ieder kind beleeft plezier én ontwikkeling aan voetballen

Voetbalontwikkeling; hoe kunnen we kinderen met nog meer plezier nog beter leren voetballen in een veilige omgeving. De woorden plezier, ontwikkeling en een veilige omgeving zijn hier nauw aan elkaar verbonden. In de praktijk horen we rond voetbalvelden nog wel eens discussie; “plezier is het allerbelangrijkste” of “het gaat allemaal om ontwikkeling”. In dit artikel nemen we je mee in wat plezier en ontwikkelen voor jeugdvoetballers met elkaar te maken heeft. Dit doen we onder andere op basis van allerlei informatie uit recente onderzoeken.

Jongens en meisjes van 5 en 6 jaar beginnen met voetballen met bijna allemaal dezelfde reden: ze vinden het ‘leuk’ en blijven vervolgens voetballen zolang het ‘leuk’ is. Er is al veel onderzoek gedaan naar wat de mens drijft om ‘iets te gaan doen’ en dit vol te houden. Zoiets vereist motivatie.

Onderzoek laat zien dat het bij motivatie gaat om twee uitersten. Aan de ene kant is de persoon volledig afhankelijk van externe beloningen. De andere uiterste vorm van motivatie komt volledig vanuit de persoon zelf. De laatste is over het algemeen de meest duurzame variant; het zorgt ervoor dat we iets lang kunnen volhouden omdat we het ‘leuk’ vinden om te doen. Dit wordt intrinsieke motivatie genoemd. 

Drie basisbehoeften

Wat precies bepaalt of we iets ‘leuk’ vinden en er plezier aan beleven is uiteraard voor ieder kind en individu verschillend. Toch blijkt uit bekend werk van onderzoekers Ryan & Deci dat er over het algemeen drie basisbehoeften zijn aan welke voldaan moet worden zodat intrinsieke motivatie ontstaat en kinderen met plezier gaan sporten. Dit zijn de behoefte aan autonomie, een gevoel van competentie en een relatie vormen de zogenaamde zelfdeterminatietheorie.

  • Behoefte aan autonomie
    Er is sprake van autonomie wanneer de jeugdspeler het gevoel heeft eigen keuzes te kunnen maken en daarbij gewaardeerd en serieus genomen wordt.
  • Behoefte aan een gevoel van competentie
    Hiermee wordt bedoeld dat de spelers effectief bezig zijn met het behalen van hun eigen doelen en daarin een bepaalde mate van bekwaamheid en succes ervaren. Hierdoor ontstaat er een bepaalde ‘drive’ om zich voortdurend te verbeteren, te ontwikkelen en oplossingen te bedenken.
  • De behoefte aan relatie (of betrokkenheid)
    De derde behoefte is die van verbondenheid met andere mensen. Spelers hebben behoefte aan betekenisvolle en warme relaties. De relaties met medespelers en de trainer-coach zijn hierin het meest van belang.

Zelfdeterminatietheorie Zelfdeterminatietheorie Bekijk hier meer over het meest bekende werk van Deci & Ryan rondom de zelfdeterminatietheorie (ZDT) uit 2000.

Individuele voorkeur

Intrinsieke motivatie is een belangrijke factor om te gaan beginnen met voetballen en te blijven voetballen. Het belangrijkste motief om te stoppen is dat sport ‘niet meer leuk is’ (NOC*NSF/GfK, Sportersmonitor 2012). Plezier is dus een belangrijke factor om te beginnen met sporten en te blijven sporten. Plezier is ook een belangrijk onderwijsmiddel. Immers functioneren de hersenen beter wanneer zij in een zogenoemde positief emotionele staat zijn. Plezierhormonen zorgen voor een optimale werking van de hersenen en worden onder andere aangemaakt wanneer mensen met plezier sporten.

 

Stopmotieven

Er liggen verschillende redenen aan ten grondslag wanneer een voetballer besluit om te stoppen met voetballen. Ook per leeftijdscategorie verschilt het stopmotief. Daarnaast zijn er kleine verschillen merkbaar tussen jongens en meiden. Gemene delers zijn er ook. Onderstaande stopmotieven gelden vooral voor de grootste groep uitstromers, de junioren.

  1. De trainer-coach; een niet-passende trainer, die geen duidelijke kaders schept, geen aandacht heeft voor de individuele speler, afspraken niet nakomt en niet over voldoende voetbaltechnische capaciteit beschikt in de ogen van de spelers;
  2. Het clubbeleid; minder aandacht hebben voor bepaalde doelgroepen, zoals voor meidenteams en/of niet-selectieteams.
  3. Het verschil in leeftijd, niveau en motivatie binnen een team.

Intrinsieke motivatie ontstaat dus wanneer er wordt voldaan aan tenminste drie basisbehoeften. Aan welke van deze behoeften een jeugdspeler de meeste waarde hecht kan verschillen per individu en per leeftijdsfase. Zo kan het zijn dat de voorkeur die een bepaalde jeugdspeler heeft aan een gevoel van competentie zich uit in een drive van het winnen van wedstrijd en/of een drive om zichzelf keer op keer te verbeteren. Een andere jeugdspelers hecht wellicht de meeste waarde aan het opbouwen van relaties, vriendschappen en verbondenheid met spelers, trainers of de club. Dit uit zich dan in motieven die meer gericht zijn op het maken van vrienden. Maar ook dit kan veranderen in de tijd. De invulling van de behoeften kan afhangen van iemands achtergrond, leeftijd, karakter of cultuur. Deze feiten maken elke (jeugd)voetballer uniek Deze feiten maken elke (jeugd)voetballer uniek Veel factoren spelen een rol in de ontwikkeling van jeugdspelers, waardoor deze nooit met een rechte lijn omhoog loopt. Door hiernaar te handelen kun jij het verschil maken voor al jouw spelers.

Expert: ‘Meiden hebben dezelfde drijfveren als jongens’ Expert: ‘Meiden hebben dezelfde drijfveren als jongens’ Roos Brouwer, senior medewerker voetbalontwikkeling, licht toe dat de aanname dat meiden altijd ‘voor de lol’ voetballen niet klopt. "Iedere jeugdspeler heeft ambitie op zijn of haar manier."

Indelen van jeugdspelers

Een groot gedeelte van de voetbalverenigingen deelt spelers vanaf hun zevende of achtste jaar in, in zogenaamde selectie- en niet selectieteams en/of soms op basis van geslacht. Mogelijk mede ingegeven door het huidige competitie aanbod. De vraag is of in alle gevallen het huidige competitieaanbod nog passend is op basis van de wetenschap die we vandaag de dag hebben. Jeugdspelers met ongeveer dezelfde (voetbal)kwaliteiten spelen met elkaar in een team en tegen elkaar, er zijn verenigingen waarbij jeugdspelers van hetzelfde geslacht met en tegen elkaar spelen. Tegelijkertijd wordt met deze ‘selectie’ een veronderstelling gedaan over de drijfveren van de spelertjes in het respectievelijke team. Het komt erop neer dat onbewust de schijnbare tegenstelling wordt gemaakt dat één groep spelers vooral ‘de aller beste’ wil worden in de selectieteams en de andere groep vooral voetbalt ‘voor de lol’ in de niet-selectie teams. Dat terwijl er steeds meer aanwijzingen zijn dat er in deze zogenaamde ‘categoriebenadering’, of met andere woorden 'het in hokjes stoppen van speelsters en spelers', misschien meer gevaar schuilgaat dan dat het er in eerste instantie op lijkt.

Het inzetten van selectiebeleid als manier om al vroeg een bepaalde, kleinere, groep jeugdspelers te herkennen en te ontwikkelen als voetbaltalent lijkt logisch. Daarbij is vaak de gedachte: hoe eerder je begint met het opleiden van talentvolle spelers, des te groter de kans dat zij ontwikkelen tot goede speler die later van waarde zijn voor het eerste elftal. Deze keuze kan echter gevolgen hebben: er ontstaat een grote groep jeugdspelers die de top van hun potentie niet kan bereiken. Daardoor kan er potentieel talent verloren gaan. En dat terwijl het beoordelen van het niveau van jonge jeugdspelers en een voorspelling doen over het latere eindniveau ontzettend moeilijk, zo niet onmogelijk is.

Wat de onvoorziene gevolgen hiervan kunnen zijn is recent al beschreven in een drietal artikelen uit het project Gelijke Kansen Jeugdvoetbal van de KNVB.

Gelijke Kansen Jeugdvoetbal: De onvoorziene gevolgen van vroeg selecteren Gelijke Kansen Jeugdvoetbal: De onvoorziene gevolgen van vroeg selecteren Aan de hand van inzichten uit de wetenschap wordt beschreven waarom het selecteren van jeugdspelers in bepaalde teams soms onvoorziene gevolgen kan hebben.

Het baseren van iemands drijfveren op basis van het team waarin degene speelt, doet geen recht aan de individuele kenmerken van de jeugdspeler. Dit geld ook bijvoorbeeld voor het geslacht van de jeugdspelers; iets waar we in het magazine: Spel plezier binnen de lijnen, gemengd voetbal en gelijke kansen ook aandacht aan besteden. Iedereen is anders en die variatie maakt iedere jeugdspeler uniek. Ongeacht de drijfveren wil iedere jeugdspeler plezier beleven. Daarbij spelen de drijfveren relatie, ontwikkeling en autonomie in meer of mindere mate altijd rol.

KNVB staat voor plezier en ontwikkeling in het jeugdvoetbal KNVB staat voor plezier en ontwikkeling in het jeugdvoetbal Hoe kunnen we plezier en ontwikkeling van individuele jeugdvoetballers centraal zetten? Veel verenigingen vragen zich af hoe zij jongens en meiden het best kunnen indelen en willen graag weten wat de visie van de KNVB is op gemengd voetbal. Gemengd voetbal; positief voor zowel jongens als meiden Gemengd voetbal; positief voor zowel jongens als meiden De ervaringen van clubs, spelers en de KNVB met gemengd voetballen.

Geconcludeerd kan worden dat een kind behoefte heeft aan competenties. Dit heeft niets te maken met het voetbalniveau of geslacht van een jeugdspeler.

Voor de ontwikkeling van jeugdspelers is er een duurzame vorm van competentie, namelijk taakgericht, en een niet-duurzame vorm van competentie. Die noemen we egogericht voor de ontwikkeling van jeugdspelers. Bij de egogerichte vorm worden prestaties vergeleken met die van een ander. Heb ik de tegenstander verslagen? Was ik beter dan de tegenstander? De taakgerichte vorm is erop gericht om jezelf te verbeteren. Heb ik mezelf verbeterd ten opzichte van de laatste keer? Was ik deze keer wel op tijd bij de bal?

Meer informatie over taak- en egogerichte vormen van competentie kun je vinden in het onderzoek onder Scandinvische jeugdspelers naar desoriëntatie. Met doeloriëntatie wordt de maatstaf bedoeld waarmee iemand zichzelf competent of juist niet competent inschat.

Onderzoek taakgerichte doeloriëntatie Onderzoek taakgerichte doeloriëntatie Bekijk hier het volledige onderzoek onder Scandinavische jeugdspelers over taakgerichte doeloriëntatie.

Belangrijke rol trainer

De taakgerichte vorm stelt jeugdspelers in staat zichzelf te verbeteren. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor een trainer-coach. Hij of zij creëert het klimaat waar binnen iemand wordt beoordeeld. Wordt iemand beoordeeld op winst of verlies, of zijn er ook andere maatstaven waarmee de ontwikkeling van iemand gewaardeerd wordt? Tevens toont onderzoek aan dat een taakgerichte doeloriëntatie vaak leidt tot sportiever gedrag en een hoger gevoel van sportiviteit bij spelers.

De vier kwaliteiten als vertrekpunt voor elke trainer-coach De vier kwaliteiten als vertrekpunt voor elke trainer-coach Er zijn vier kwaliteiten waar je als trainer altijd gebruik van kunt maken en een goed vertrekpunt zijn voor elke trainer-coach. Dit zijn: structuur bieden, stimuleren, individueel aandacht geven en verantwoordelijk geven.

Kortom

Elk kind heeft behoefte aan plezier en ontwikkeling. Alle jeugdspelers, ongeacht geslacht en talent, proberen de wedstrijd te winnen. Ieder kind heeft zijn of haar eigen ambities, ongeacht of zij in een selectie- of niet-selectieteam spelen. Alle jeugdspelers willen, naast hun behoefte aan ontwikkeling plezier beleven aan het spel. Ook dit is niet afhankelijk van je plaats in een selectie- of niet-selectieteam. Het is aan de verenigingen om jeugdspelers te helpen om hun eigen ambities te ontdekken en zich te ontwikkelen als voetballer en mens. Daarnaast is de motivatie van een speler niet in beton gegoten. De drijfveren van spelers kunnen gedurende het jaar en naarmate ze ouder worden veranderen. Het kan geen kwaad om de meest basale drijfveer van elke jeugdvoetballer vaker centraal te stellen: iets vooral léúk vinden en er dus intrinsiek voor gemotiveerd zijn.

Er zijn al verenigingen in Nederland die jeugdspelers niet meer indelen in vaste teams en op basis van het huidige niveau of geslacht van jeugdspelers. De ontwikkeling van spelers is namelijk grillig en de drijfveren veranderlijk. Er zijn verschillende pilots in Nederland. Lees hieronder meer.

Pilotclubs delen inzichten over alternatieve opleidingsmodellen voor gelijkheid in jeugdvoetbal Pilotclubs delen inzichten over alternatieve opleidingsmodellen voor gelijkheid in jeugdvoetbal De vier clubs die meedoen aan het project. Gelijke Kansen jeugdvoetbal erkennen het belang van een gelijke behandeling van jeugdvoetballers als het gaat om faciliteiten binnen het thema teamindeling en beleid.

Laatste nieuws